doelkans

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

gemiste doelkans
Uitspraak
Woordafbreking
  • doel·kans
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord doelkans doelkansen
verkleinwoord doelkansje doelkansjes

Zelfstandig naamwoord

de doelkansv / m

  1. mogelijkheid om te scoren bij een wedstrijd waarbij men een bal voorbij de keeper in een doel moet brengen zoals bij voetbal, handbal en hockey
    • In de beginfase van de wedstrijd kreeg Standard Luik na tien minuten de eerste grote doelkans. Keeper Sari van Veenendaal bracht echter redding toen er een speelster van de thuisploeg alleen op haar afkwam. Daarna behield Standard een veldoverwicht en was het veelvuldig op de helft van de rood-witten te vinden. [1] 
    • De Graafschap was voor Heracles de eerste horde op weg naar die prijs. Die nam de ploeg van Peter Bosz met verve. Bijna zeventig minuten lang hoefde Pasveer dinsdag niet in actie te komen. Pas toen, bij een 4-0 stand, creëerde De Graafschap zijn eerste doelkans. Pasveer: ,,Of ik het daarvoor koud had? Nee, dat valt mee. Ik probeer ook altijd aanspeelbaar te zijn voor medespelers, dus ik heb mezelf wel warm gehouden.” [2] 

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Tubantia 24-04-15 Belangrijke driepunter voor Twente-vrouwen in Luik
  2. Tubantia Joost Dijkgraaf 21-12-11 Pasveer wil naar De Kuip
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be