distribueer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: distribueer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- dis·tri·bu·eer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
distribueren |
distribueer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van distribueren
- Ik distribueer.
- gebiedende wijs van distribueren
- Distribueer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van distribueren
- Distribueer je?