distingeerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dis·tin·geer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
distingeren |
distingeerde
- enkelvoud verleden tijd van distingeren
- Ik distingeerde.
- Jij distingeerde.
- Hij, zij, het distingeerde.
- Ik distingeerde.
vervoeging van |
---|
distingeren |
distingeerde