dissociatie
Uiterlijk
- Geluid: dissociatie (hulp, bestand)
- dis·so·ci·a·tie
- Naamwoord van handeling van dissociëren met het achtervoegsel -atie
- afgeleid van het Franse dissociation of daarvoor van het Latijnse 'dissociatio' (of 'sociare' (verenigen) met het voorvoegsel dis-)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dissociatie | dissociaties |
verkleinwoord |
de dissociatie v
- (medisch) uiteenval, ontbinding
- (psychologie) een periode waarin iemand vervreemd is van de realiteit
- (scheikunde) het uiteenvallen van een molecule of moleculair ion in kleinere delen
- Fosforzuur kan drie achtereenvolgende dissociaties ondergaan.
1. uiteenval
- Het woord dissociatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dissociatie" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -atie in het Nederlands
- Voorvoegsel dis- in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Psychologie in het Nederlands
- Scheikunde in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 89 %
- Prevalentie Vlaanderen 93 %