dissenter
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dis·sen·ter
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘andersdenkende’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1769 [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dissenter | dissenters |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de dissenter m
Gangbaarheid
- Het woord dissenter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dissenter" herkend door:
26 % | van de Nederlanders; |
27 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "dissenter" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ dissenter op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be