disputen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dis·pu·ten

Zelfstandig naamwoord

de disputenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord dispuut


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
disputar

disputen

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van disputar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van disputar