dispenser

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

dispenser
Uitspraak
Woordafbreking
  • dis·pen·ser
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels
enkelvoud meervoud
naamwoord dispenser dispensers
verkleinwoord dispensertje dispensertjes

Zelfstandig naamwoord

de dispenserm

  1. apparaat dat er voor dient om een kleine afgepaste portie uit een grotere voorraad te nemen
    • Je kunt natuurlijk een dispenser gebruiken, maar heb je die niet in een huis, dan is er nog een andere oplossing. Om ervoor te zorgen dat de folie minder plakt en makkelijker af te scheuren is, bewaar je de rol namelijk in de diepvries. [1] 
    • Qwik staat voor de snelheid in gebruik van de dispenser, die uitblinkt in eenvoud. De jury is lovend over Reilinks ontwerp en beoordeelt de Qwik tapedispenser als een ultraslim product met een prachtig design dat consumenten zeker zal aanspreken. Qua design en gebruiksgemak is het volgens de jury een waardevolle aanvulling op de al bestaande plakbandapparaten. [2] 
    • Verpakkingsvrije winkel ‘Bag & Buy’ opent deze week de deuren in Utrecht. Klanten kunnen producten als koffie, pasta, noten tappen uit dispensers en meenemen in zelf meegebrachte verpakkingen. [3] 
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen