dispenseer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: dispenseer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- dis·pen·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
dispenseren |
dispenseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dispenseren
- Ik dispenseer.
- gebiedende wijs van dispenseren
- Dispenseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dispenseren
- Dispenseer je?