dispatchen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van dispatchen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		dispatchen			te dispatchen
	toekomend		zullen dispatchen			te zullen dispatchen
voltooid	tegenwoordig		gedispatcht			te gedispatcht
	toekomend		gedispatcht zullen			gedispatcht te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	dispatchend		gedispatcht			ev. dispatch	mv. verouderd dispatcht	dispatche
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	dispatch	dispatcht	dispatcht	dispatcht	dispatcht	dispatchen	dispatchen	dispatchen
verleden (o.v.t.)	dispatchte	dispatchte	dispatchte	dispatchte	dispatchte	dispatchten	dispatchten	dispatchten
toekomend (o.t.t.t.)	zal dispatchen	zult/zal dispatchen	zult/zal dispatchen	zult dispatchen	zal dispatchen	zullen dispatchen	zullen dispatchen	zullen dispatchen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou dispatchen	zou dispatchen	zou(dt) dispatchen	zoudt dispatchen	zou dispatchen	zouden dispatchen	zouden dispatchen	zouden dispatchen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij