discuteren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dis·cu·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘van gedachten wisselen’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • afgeleid van het Franse discuter met het achtervoegsel -eren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
discuteren
discuteerde
gediscuteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

discuteren

  1. inergatief van gedachten wisselen, een discussie voeren
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Zie ook

Gangbaarheid

65 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen