disciplineert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dis·ci·pli·neert

Werkwoord

vervoeging van
disciplineren

disciplineert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van disciplineren
    • Jij disciplineert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van disciplineren
    • Hij disciplineert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van disciplineren
    • Disciplineert! 

Gangbaarheid