disabelen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van disabelen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		disabelen			te disabelen
	toekomend		zullen disabelen			te zullen disabelen
voltooid	tegenwoordig		hebben gedisabeld			te hebben gedisabeld
	toekomend		gedisabeld zullen hebben			gedisabeld te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	disabelend		gedisabeld			ev. disabel	mv. verouderd disabelt	disabele
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	disabel	disabelt	disabelt	disabelt	disabelt	disabelen	disabelen	disabelen
verleden (o.v.t.)	disabelde	disabelde	disabelde	disabelde	disabelde	disabelden	disabelden	disabelden
toekomend (o.t.t.t.)	zal disabelen	zult/zal disabelen	zult/zal disabelen	zult disabelen	zal disabelen	zullen disabelen	zullen disabelen	zullen disabelen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou disabelen	zou disabelen	zou(dt) disabelen	zoudt disabelen	zou disabelen	zouden disabelen	zouden disabelen	zouden disabelen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gedisabeld	hebt gedisabeld	hebt/heeft gedisabeld	hebt gedisabeld	heeft gedisabeld	hebben gedisabeld	hebben gedisabeld	hebben gedisabeld
verleden (v.v.t.)	had gedisabeld	had gedisabeld	had gedisabeld	hadt gedisabeld	had gedisabeld	hadden gedisabeld	hadden gedisabeld	hadden gedisabeld
toekomend (v.t.t.t.)	zal gedisabeld hebben	zal/zult gedisabeld hebben	zult/zal gedisabeld hebben	zult gedisabeld hebben	zal gedisabeld hebben	zullen gedisabeld hebben	zullen gedisabeld hebben	zullen gedisabeld hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gedisabeld hebben	zou gedisabeld hebben	zou/zoudt gedisabeld hebben	zoudt gedisabeld hebben	zou gedisabeld hebben	zouden gedisabeld hebben	zouden gedisabeld hebben	zouden gedisabeld hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gedisabeld worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt gedisabeld				er is gedisabeld
verleden	er werd gedisabeld				er was gedisabeld
toekomend	er zal gedisabeld worden				er zal gedisabeld zijn
voorwaardelijk	er zou gedisabeld worden				er zou gedisabeld zijn
lijdende vorm gedisabeld worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		gedisabeld worden			gedisabeld te worden
	toekomend		gedisabeld zullen worden			gedisabeld te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		gedisabeld zijn			gedisabeld te zijn
	toekomend		gedisabeld zullen zijn			gedisabeld te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word gedisabeld	wordt gedisabeld	wordt gedisabeld	wordt gedisabeld	wordt gedisabeld	worden gedisabeld	worden gedisabeld	worden gedisabeld
verleden (o.v.t.)	werd gedisabeld	werd gedisabeld	werd gedisabeld	werdt gedisabeld	werd gedisabeld	werden gedisabeld	werden gedisabeld	werden gedisabeld
toekomend (o.t.t.t.)	zal gedisabeld worden	zult gedisabeld worden	zult gedisabeld worden	zult gedisabeld worden	zal gedisabeld worden	zullen gedisabeld worden	zullen gedisabeld worden	zullen gedisabeld worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou gedisabeld worden	zou gedisabeld worden	zou/zoudt gedisabeld worden	zoudt gedisabeld worden	zou gedisabeld worden	zouden gedisabeld worden	zouden gedisabeld worden	zouden gedisabeld worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben gedisabeld	bent gedisabeld	bent/is gedisabeld	zijt gedisabeld	is gedisabeld	zijn gedisabeld	zijn gedisabeld	zijn gedisabeld
verleden (v.v.t.)	was gedisabeld	was gedisabeld	was gedisabeld	waart gedisabeld	was gedisabeld	waren gedisabeld	waren gedisabeld	waren gedisabeld
toekomend (v.t.t.t.)	zal gedisabeld zijn	zult gedisabeld zijn	zult gedisabeld zijn	zult gedisabeld zijn	zal gedisabeld zijn	zullen gedisabeld zijn	zullen gedisabeld zijn	zullen gedisabeld zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gedisabeld zijn	zou gedisabeld zijn	zou/zoudt gedisabeld zijn	zoudt gedisabeld zijn	zou gedisabeld zijn	zouden gedisabeld zijn	zouden gedisabeld zijn	zouden gedisabeld zijn