directief
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- di·rec·tief
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | directief | directieven |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
directief
- m (taalkunde) een naamval die de richting waarin de handeling voert weergeeft
- Het Baskisch kent een directief.
- o een dwingende opdracht gewoonlijk van een overheid, richtlijn
Hyponiemen
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | directief | directiever | directiefst |
verbogen | directieve | directievere | directiefste |
partitief | directiefs | directievers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
directief
Gangbaarheid
- Het woord directief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "directief" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -ief in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Taalkunde in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 85 %
- Prevalentie Vlaanderen 76 %