dioptrie
Uiterlijk
- di·op·trie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dioptrie | dioptrieën |
verkleinwoord | - | - |
- (optica) eenheid waarin de sterkte van lenzen en spiegels wordt uitgedrukt (het omgekeerde van de brandpuntsafstand f)
- Het woord dioptrie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dioptrie" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "dioptrie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ dioptrie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Optica in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 74 %
- Prevalentie Vlaanderen 83 %