dinges

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • din·ges
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit Duits Dings, in de betekenis van ‘aanduiding van personen of zaken waarvan men de eigennaam niet wil noemen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1784 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord dinges
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het dingeso

  1. (spreektaal) geeft een onbepaald voorwerp of persoon aan, waarvan of van wie men niet op de naam of benaming komt
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen