dillezaad

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dil·le·zaad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dillezaad dillezaden
verkleinwoord dillezaadje dillezaadjes

Zelfstandig naamwoord

de dillezaadv / m

  1. (plantkunde) zaad van Anethum graveolens op Wikispecies uit de schermbloemenfamilie (Apiaceae op Wikispecies)
  2. (voeding) zaden van Anethum graveolens op Wikispecies die gebruikt worden als kruid
     Ik stamp een specerijenmengsel van ongeveer gelijke delen korianderzaad, dillezaad, saffloer (nep-saffraan), bonenkruid, fenegriek, gedroogde laurier en gedroogde rode peper, strooi dat over kippenvleugeltjes en braadt die.[2]
Verwante begrippen

dillezaadolie

Hyperoniemen

zaad

Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 september 2021 Weblink bron
    Marjoleine de Vos
    “Proosten op Georgië” (18 augustus 2012) op nrc.nl op Wikipedia