dijkwacht
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dijk·wacht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dijkwacht | dijkwachten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
dijkwacht o
- (waterbeheer) persoon die zich in tijd van gevaar op de dijk bevindt om gevaarlijke situaties te rapporteren, vaak een vrijwilliger
- De dijkwacht meldde dat er door de golven een gat in de steenbekleding van de dijk was geslagen.
- (waterbeheer) beambte die aan het hoofd staat van een groep personen die gevaarlijke situaties bij dijken te rapporteren
- De dijkwachters brachten verslag uit aan de dijkwacht.
Synoniemen
- [1] dijkwachter
Gangbaarheid
- Het woord 'dijkwacht' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Waterbeheer in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal