diffusie
Uiterlijk
- dif·fu·sie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vermenging (van vloeistoffen), verstrooiing (van stralen)’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | diffusie | diffusies |
verkleinwoord | - | - |
de diffusie v
- (natuurkunde) verbreiding (verspreiding) van een aantal deeltjes (in een vloeistof, gas of vaste stof)
- De diffusie verliep niet goed.
- (natuurkunde) ongelijkmatige terugkaatsing van warmte- of lichtstralen, verstrooiing
- diffusiecoëfficiënt, diffusiegebied, diffusieketel, diffusielaag, diffusiepomp, diffusieproces, diffusiesnelheid
1. de vermenging van twee ongelijksoortige stoffen
- Het woord diffusie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "diffusie" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "diffusie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ diffusie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be