diffuseur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dif·fu·seur
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van het Franse diffuser met het achtervoegsel -eur[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | diffuseur | diffuseurs |
verkleinwoord | diffuseurtje | diffuseurtjes |
Zelfstandig naamwoord
de diffuseur m
Gangbaarheid
- Het woord 'diffuseur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.