dierenvriend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • die·ren·vriend
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dierenvriend dierenvrienden
verkleinwoord dierenvriendje dierenvriendjes

Zelfstandig naamwoord

de dierenvriendm

  1. persoon die veel van dieren houdt
     Dierenvriend Jan Blokhuijsen: "Ik wilde even mijn hart luchten. Het dierenwelzijn gaat me aan het hart, maar achteraf gezien was dat niet het juiste moment."[2]
     Een echte dierenvriend bestuurde vanochtend een trein van Breda naar Rotterdam. Toen de machinist een gewonde zwaan op het spoor zag, besloot hij de trein te stoppen en het dier te redden. Op station Rotterdam Centraal werd de zwaan overgedragen aan de Dierenambulance.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 3 december 2021 Weblink bron “Kramer en Blokhuijsen reageren op alle commotie” (22-02-2018), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 3 december 2021 Weblink bron “Bijzondere passagier in trein: machinist redt gewonde zwaan van spoor” (27-10-2018), NOS