diepgroen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • diep·groen
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen diepgroen diepgroener diepgroenst
verbogen diepgroene diepgroenere diepgroenste
partitief diepgroens diepgroeners -

Bijvoeglijk naamwoord

diepgroen

  1. een intense kleur groen
    • 'Het allerlaatste wat ik kocht is een paar fijne sokken van Marni in diepgroen en verbrand oranje. Ik investeer elk seizoen in een aantal paar mooie sokken. Met sokken kan je subtiele én tegelijk eigenzinnige accenten leggen.' [1] 
    • Woensdag keerden de laatste Apaches terug uit. De gevechtsheli’s staan er wat bleekjes bij. Het diepgroen is grauw geworden. „Ze moeten allemaal naar de schilder”, verklaart onderhoudsofficier Stephan van Gewen van het 301 Apachesquadron. [2] 
    • Vlak naast de vliegstrip staat het voormalige huis van ds. Kuijt en zijn vrouw. Het uitzicht vanuit de woonkamer is fenomenaal. In de verte pronkt een hoge bergrug, ervoor een kilometerslang diepgroen dal. [3] 

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. De Standaard 29/03/2017 door Kim De Craene 'Investeer elk seizoen in een aantal paar mooie sokken'
  2. Reformatorisch Dagblad Gerard ten Voorde en Kees de Groot 03-12-2010 Bezuiniging krijgsmacht slaat in als een bom
  3. Reformatorisch Dagblad Albert Groothedde 23-06-2012 Schaamte om een slachtpartij onder zendingswerkers in Nipsan
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be