dienstperiode

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dienst·pe·ri·o·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dienstperiode dienstperioden
dienstperiodes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de dienstperiodev

  1. tijd dat men in loondienst bij iets of iemand is geweest
     Terwijl we Cynthia in bad deden babbelde ze doodgemoedereerd over het echtpaar waar ze haar vorige dienstperiode had doorgebracht.[1]
  2. tijd al dan niet verplicht als militair werkt in het leger
     Ex-militair Admilson R. heeft eerder verklaard dat hij na zijn dienstperiode in Afghanistan hoge schulden had en snel rijk wilde worden. Aanvankelijk wilde hij mensen met veel geld beroven, maar die kende hij niet. Daarom koos hij voor oudere mensen, die makkelijke doelwitten zouden zijn.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij op Wikipedia, ISBN 9789023479925
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 februari 2022 Weblink bron “Levenslang geëist tegen broers in moordzaak Drenthe” (26-10-2015), NOS