dichtplakken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dicht·plak·ken
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

dichtplakken

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dichtplakken
plakte dicht
dichtgeplakt
zwak -t volledig
  1. iets sluiten door het te lijmen
    • Het optimale resultaat nastreven zal betekenen dat je elke keer weer opnieuw bekijkt hoe goed iets moet zijn. Afgewogen tegen de tijd die je ervoor hebt en al je andere to do’s. En dat is niet altijd makkelijk. Toen ik laatst thuis voor de crèche trakteercadeautjes aan het maken was, kwam ik er pas halverwege achter hoe ik de zakjes moest dichtplakken.[1] 
    • Kan je een enveloppe nog echt dichtplakken, op het internet is het natuurlijk altijd maar afwachten of en in hoeverre er door providers meegelezen wordt. Maar zolang de liefdesverklaring niet te pikant is, zit men daar niet erg mee.[2] 
    • De twee hoofdverdachten van de dodelijke roofoverval op slager X. uit Zeist, hebben vrijdag in hoger beroep celstraffen van 15 jaar opgelegd gekregen. Net als de rechtbank in Utrecht eerder, vindt het hof in Arnhem bewezen dat de 32-jarige Y. en even oude Z. de slager in juni 2011 knevelden, zijn mond dichtplakten en zijn neus dichtknepen, waardoor hij stikte.[3] 
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. de Telegraaf ROOS WOLTERING 15 okt. 2015
  2. de Telegraaf LIEKE LAMB 20 feb. 2014
  3. de Telegraaf 07 feb. 2014
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be