diaspora
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- di·as·po·ra
Woordherkomst en -opbouw
- van Oudgrieks διασπορά (diasporá) "verstrooiing", in de betekenis van ‘verstrooiing buiten de landsgrenzen’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | diaspora | diaspora's |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- grootschalige verspreiding van een volk over verschillende ver van elkaar af liggende landen
- de Armeense diaspora kwam flink op gang na de Armeense genocide in de Eerste Wereldoorlog
- (religie) tussen andersdenkenden verspreid raken van leden van een geloofsgemeenschap
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord diaspora staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "diaspora" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ diaspora op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "diaspora" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 4 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Religie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 77 %
- Prevalentie Vlaanderen 81 %