diamanthandel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • di·a·mant·han·del
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord diamanthandel diamanthandels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de diamanthandelm

  1. (handel) de in- en verkoop van diamanten
     De handel in deze bloed-diamanten uit Zimbabwe werd in 2008 aan banden gelegd in verband met mensenrechtenschendingen door het regime-Mugabe. Vorig jaar besloot het Kimberley Process, de VN-organisatie die toeziet op de internationale diamanthandel, de export onder voorwaarden weer toe te laten.[2]
     "Deze drukte hebben we één keer eerder meegemaakt", zegt goudhandelaar Jan Meijer van Klumpers Goud- en Diamanthandel.[3]
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 10 december 2022 Weblink bron “'Martelkampen bij diamantmijn Zimbabwe'” (Maandag 8 augustus 2011, 12:32), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 10 december 2022 Weblink bron
    Nik Wouters
    “Recordprijs goud zorgt voor gekte bij handelaren” (Dinsdag 18 mei 2010, 21:06), NOS