diabetica
Uiterlijk
- di·a·be·ti·ca
- Afgeleid van diabeticus met het achtervoegsel -a
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | diabetica | diabeticae diabetica's |
verkleinwoord |
de diabetica v
- (medisch) vrouw die aan suikerziekte lijdt
- vrouwelijke vorm van diabeticus
- Het woord diabetica staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "diabetica" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be