deuvekater

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Een deuvekater.
Uitspraak
Woordafbreking
  • deu·ve·ka·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord deuvekater deuvekaters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de deuvekaterm

  1. (voeding) soort zoet witbrood
     In de twintigste eeuw heeft het leenwoord kerststol veel oudere namen verdrongen die voor onze traditionele kerstbroden in omloop waren, zoals kerstmik, kersttimp, kerstwegge of -wikke, deuvekater en het misschien hier en daar nog gebruikte woord kerststoet.[4]
      De Noordhollandsche benaming is deuvekater: de twee knobbels aan het uiteinde schijnen aan te duiden, dat dit gebak in de plaats trad van het oude scheenbeenoffer.[5]
Synoniemen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. deuvekater op website: Etymologiebank.nl
  4. Bronlink geraadpleegd op 23 juni 2023 Weblink bron
    Ton den Boon
    “Dankzij een bakker met heimwee eet u een kerststol” (25 december 2020) op trouw.nl op Wikipedia
  5. Bronlink geraadpleegd op 23 juni 2023 Weblink bron
    Jos. Schrijnen
    “Nederlandsche volkskunde (twee delen).”, herdruk 2e druk (1977; origineel 1930), Gysbers & Van Loon, Arnhem, ISBN 9062350143, p. 160 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren op Wikipedia