deugdzaam

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • deugd·zaam
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen deugdzaam deugdzamer deugdzaamst
verbogen deugdzame deugdzamere deugdzaamste
partitief deugdzaams deugdzamers -

Bijvoeglijk naamwoord

deugdzaam

  1. bereid zich te gedragen in overeenstemming met algemeen aanvaarde waarden
    • Een deugdzaam leven is een wijs leven. 
     Zoals van een deugdzame vrouw werd verwacht, knikte deze dan begripvol en luisterde gedwee.[1]
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be