detailhandel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·tail·han·del
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord detailhandel detailhandels
verkleinwoord detailhandeltje detailhandeltjes

Zelfstandig naamwoord

de detailhandelm

  1. (economie) de handel die tastbare producten direct aan consumenten verkoopt
    • Bij ruim 20 procent van geïnspecteerde horecabedrijven en de detailhandel wordt de wet niet nageleefd. Het gaat daarbij om overtredingen als “illegale tewerkstelling, onderbetaling en te lang werken”. Dat meldt de Inspectie SZW dinsdag op basis van een onderzoek van 1.914 horecaondernemingen en 1.326 winkels.[1] 
  2. (economie) een bedrijf dat tastbare producten direct aan consumenten verkoopt
     De rechter is het daar niet mee eens en wijst erop dat de darkstore 24 uur per dag actief is, en dat feitelijk sprake is van een opslag- en distributiecentrum. Ook is het geen detailhandel omdat winkelend publiek de darkstore niet in en uit kan lopen om zelf producten te kiezen en kopen, redeneert de rechter.[2]
Synoniemen
Antoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC Casper van der Veen 5 juli 2016
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 april 2022 Weblink bron “Vestiging flitsbezorger A'dam moet dicht, gevoelige nederlaag darkstores” (26 april 2022), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be