destinatief

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • des·ti·na·tief
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen destinatief
verbogen destinatieve

Bijvoeglijk naamwoord

destinatief

  1. (taalkunde) de bestemming aangevend
    • In hoofdstuk 5 wordt het standpunt verdedigt dat in samenstellingen in feite elke betrekking tot de twee onderdelen mogelijk is, terwijl het aspect van de betrekking alleen maar imperfectief (krotwoning), perfectief (baksteen) of destinatief (zwembroek) kan zijn. [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord destinatief destinatieven
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de destinatiefm

  1. (taalkunde) naamval in het Baskisch die uitdrukt waar een handelinɡ op ɡericht is
    • Het Baskisch kent een destinatief. 
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen