destabiliseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·sta·bi·li·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
destabiliseren |
destabiliseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van destabiliseren
- Ik destabiliseer.
- gebiedende wijs van destabiliseren
- Destabiliseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van destabiliseren
- Destabiliseer je?