destabiliseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·sta·bi·li·seer

Werkwoord

vervoeging van
destabiliseren

destabiliseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van destabiliseren
    • Ik destabiliseer. 
  2. gebiedende wijs van destabiliseren
    • Destabiliseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van destabiliseren
    • Destabiliseer je?