desolidariseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·so·li·da·ri·seert

Werkwoord

vervoeging van
desolidariseren

desolidariseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van desolidariseren
    • Jij desolidariseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van desolidariseren
    • Hij desolidariseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van desolidariseren
    • Desolidariseert!