desinvesteer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • des·in·ves·teer

Werkwoord

vervoeging van
desinvesteren

desinvesteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van desinvesteren
    • Ik desinvesteer. 
  2. gebiedende wijs van desinvesteren
    • Desinvesteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van desinvesteren
    • Desinvesteer je?