desajuste

Uit WikiWoordenboek

Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·sa·jus·te
enkelvoud meervoud
desajuste desajustes

Zelfstandig naamwoord

desajuste m

  1. ontregeling
  2. onevenwichtigheid
  3. defect, mankement

Werkwoord

vervoeging van
desajustar

desajuste

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van desajustar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van desajustar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van desajustar
vervoeging van
desajustarse

desajuste

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van desajustarse
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van desajustarse
  3. gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van desajustarse


Verwijzingen