dertigtal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • der·tig·tal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dertigtal dertigtallen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het dertigtalo

  1. een aantal van dertig personen of zaken
    • Bij een driedubbele zelfmoordaanslag op een markt naast een vluchtelingenkamp in het noordoosten van Nigeria is dinsdagmiddag een dertigtal mensen gedood. De aanval in het stadje Mandarari is waarschijnlijk het werk van de islamitische terreurgroep Boko Haram.[2] 
    • In een natuurgebied bij Nijmegen worden 3.000 vluchtelingen opgevangen in provisorische paviljoens. Een dertigtal vluchtelingen vond het te sober en vertrok.[3] 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen