deprimeer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·pri·meer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
deprimeren |
deprimeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deprimeren
- Ik deprimeer.
- gebiedende wijs van deprimeren
- Deprimeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deprimeren
- Deprimeer je?