dentaal
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- den·taal
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘met de tanden gevormd’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- van het Latijnse 'dentalis' of dente (tand) met het achtervoegsel -aal [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dentaal | dentalen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (taalkunde) medeklinker die met de tanden gevormd wordt
Verwante begrippen
Vertalingen
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | dentaal | dentaler | dentaalst |
verbogen | dentale | dentalere | dentaalste |
partitief | dentaals | dentalers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
dentaal
- met de tanden gevormd [4]
Hyponiemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord dentaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "dentaal" herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "dentaal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ dentaal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -aal in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Taalkunde in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 68 %
- Prevalentie Vlaanderen 79 %