denotatie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·no·ta·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van noteren met het voorvoegsel de- en met het achtervoegsel -atie [1]
- afgeleid van het Franse dénotation of daarvoor van het Latijnse 'denotatio'
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | denotatie | denotaties |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de denotatie v
- aanduiding, omschrijving
- (taalkunde) vaste grondbetekenis van een woord of woordgroep in tegenstelling tot eventuele bijbetekenissen, de concrete betekenis van het woord
Antoniemen
Anagrammen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord denotatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "denotatie" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ denotatie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel de- in het Nederlands
- Achtervoegsel -atie in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Taalkunde in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 69 %
- Prevalentie Vlaanderen 80 %