demarkeerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: demarkeerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- de·mar·keer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
demarkeren |
demarkeerde
- enkelvoud verleden tijd van demarkeren
- Ik demarkeerde.
- Jij demarkeerde.
- Hij, zij, het demarkeerde.
- Ik demarkeerde.