delicatessenwinkel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

delicatessenwinkel
Uitspraak
Woordafbreking
  • de·li·ca·tes·sen·win·kel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord delicatessenwinkel delicatessenwinkels
verkleinwoord delicatessenwinkeltje delicatessenwinkeltjes

Zelfstandig naamwoord

de delicatessenwinkelm

  1. (economie) (voeding) zaak waar men luxe, fijne, exclusieve voedingswaren verkoopt
     Tijdens de tweede lockdown ging Berends menu's verkopen via een luxe online voedselmarkt. Daarmee werd de afzetmarkt een stuk groter. Maar om ook bij de eigen gemeenschap in beeld te blijven, huurde Berends een oude SRV-wagen. "Met een soort delicatessenwinkel op wielen van 11 meter lang zijn we alle omringende dorpen afgereden."[1]
     Ze komen uit een even ondernemend als bourgondisch nest. Moeder had een delicatessenwinkel, vader een zaak in kantoorautomatisering. ,,Thuis was het altijd feest. Mensen over de vloer, goede wijn, lekkere kazen. Zo groeide ook bij ons de passie voor eerlijke kwaliteitsproducten”, zegt Frank.[2]
     Van mooi verpakte pasta’s tot olijven en een borrelbox: ‘SMAAK28’ is nieuwe delicatessenwinkel in Hengelo: Zonder enig feestgedruis ging deze week de deur van het slot van SMAAK28 aan de Drienerstraat, een nieuwe winkel vol exclusieve Italiaanse – en Spaanse – delicatessen en wijntjes. „Dit missen we in Hengelo.”[3]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 30 november 2021 Weblink bron
    Melvin Captein
    “Sterrenchefs overleven met SRV-wagens, supermarkten en frituurmuren” (29-03-2021), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 30 november 2021 Weblink bron
    Jacques Hendriks
    “Broers Frank en Thom hebben succes met eigen limoncello” (21-08-2020), Tubantia
  3. Bronlink geraadpleegd op 30 november 2021 Weblink bron
    Bob Gevers
    “Van mooi verpakte pasta’s tot olijven en een borrelbox: ‘SMAAK28’ is nieuwe delicatessenwinkel in Hengelo” (07-10-2021), Tubantia