dekten af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dek·ten af
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afdekken |
dekten (…) af
- meervoud verleden tijd van afdekken
- Wij dekten af.
- Jullie dekten af.
- Zij dekten af.
- Wij dekten af.
Gangbaarheid
- Het woord dekten af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.