deklat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dek·lat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord deklat deklatten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de deklatv / m

  1. de bovenbalk van een (voetbal)doel
     Na 7 minuten kopte Andreas Bjelland een voorzet op de eigen deklat.[2]
     De Deen was even later wel geklopt toen Krisztián Adorján vanaf 20 meter uithaalde. Diens poging spatte op de deklat uiteen.[3]
  2. lang, dun stuk hout waaraan het riet van een rieten dak is vastgemaakt
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

48 % van de Nederlanders;
57 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “Boeiende topper tussen FC Twente en PSV eindigt gelijk” (14-09-2013), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron “Vroege goal helpt FC Groningen aan zege op knollenveld” (16-02-2014), Tubantia
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be