degouteerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·gou·teer·de

Werkwoord

vervoeging van
degouteren

degouteerde

  1. enkelvoud verleden tijd van degouteren
    • Ik degouteerde. 
    • Jij degouteerde. 
    • Hij, zij, het degouteerde.