deformeer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·for·meer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
deformeren |
deformeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deformeren
- Ik deformeer.
- gebiedende wijs van deformeren
- Deformeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deformeren
- Deformeer je?