defloreer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·flo·reer

Werkwoord

vervoeging van
defloreren

defloreer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van defloreren
    • Ik defloreer. 
  2. gebiedende wijs van defloreren
    • Defloreer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van defloreren
    • Defloreer je?