defloreer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·flo·reer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
defloreren |
defloreer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van defloreren
- Ik defloreer.
- gebiedende wijs van defloreren
- Defloreer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van defloreren
- Defloreer je?