definieer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·fi·ni·eer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
definiëren |
definieer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van definiëren
- Ik definieer.
- gebiedende wijs van definiëren
- Definieer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van definiëren
- Definieer je?