defibrillators
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·fi·bril·la·tors
Zelfstandig naamwoord
de defibrillators mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord defibrillator
- ▸ Ik heb de man gezien. Eén bonk vet. Geloof me, met nog geen tien defibrillators had men dat hart weer aan de praat gekregen.[1]