defaitistisch
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·fai·tis·tisch
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding defaitisme met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | defaitistisch | defaitistischer | |
verbogen | defaitistische | defaitistischere | |
partitief | defaitistisch | defaitistischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
defaitistisch [1]
- geneigd om niets meer te doen omdat men denkt dat alle handelen toch zinloos is
- ▸ Zijn mislukte relaties doen hem nog altijd een beetje pijn. ,,Ik ben er verdrietig over. En ik ben er ook defaitistisch over. Maar het kan best zijn dat ik er over drie maanden anders over denk. Ik zit nu nog in een fase van onthechting. Een niemandsland."[2]
- ▸ De Haas is defaitistischer en ziet te veel onoverkomelijke verschillen tussen diverse Europese (sub)culturen als reden voor de uiteindelijke val van de euro.[3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord defaitistisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "defaitistisch" herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
60 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Jort Kelder verdrietig om stuk gelopen relaties” (18-02-2017), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Eindelijk: een heuse eurodiscussie, maar nu wel doorpakken” (19 nov. 2014), De Telegraaf
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be