deed uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • deed uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitdoen

deed uit

  1. enkelvoud verleden tijd van uitdoen
    • Ik deed uit. 
    • Jij deed uit. 
    • Hij, zij, het deed uit. 


Gangbaarheid