declareert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·cla·reert

Werkwoord

vervoeging van
declareren

declareert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van declareren
    • Jij declareert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van declareren
    • Hij declareert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van declareren
    • Declareert!